Het Sinterklaasfeest in onze tijd

 

Het is nog maar in een klein gebied van de wereld dat het Sinterklaasfeest op de avond van 5 december wordt gevierd, met alle spanning van bonken op de deur en van zingen bij de schoorsteen: ons hart lijkt alleen nog maar in Nederland vol verwachting te kloppen. Zodra het donker wordt, spoedt iedereen zich huiswaarts: kantoren en winkels sluiten vroeger dan anders om het personeel in de gelegenheid te stellen bijtijds thuis te zijn. De warme maaltijd die op andere dagen precies om 6 uur wordt opgediend, schiet er vaak bij in. Er staan hapjes klaar of men eet een kom soep om zo snel mogelijk met het feest te kunnen beginnen: zeker de kleinste kinderen krijgen geen hap door de keel van de spanning. Er hangt een bijzondere geheimzinnige sfeer die met geen ander feest te vergelijken valt – men wacht, lacht en zingt vol overgave de vertrouwde liederen in de zekerheid dat er in elk geval iets gaat gebeuren. Als dan de bevrijdende klop op de deur valt en er een zak met cadeaus voor de deur blijkt te staan (of dat in uitzonderlijke gevallen Sinterklaas zelf binnenkomt, meestal met één of twee zwarte Pieten) ontlaadt de spanning zich in gretige vreugde over het vele goeds dat zich aandient.

 

Bij het kerstfeest lijkt dat eten juist de hoofdzaak te zijn, zoals het heel vroeger ook voor de heidense boeren in hun door de sneeuw van de wereld afgesloten hutten geweest moet zijn. Wel zijn er ook daar cadeaus bij, die uiteraard als de geschenken van de drie koningen ter ere van Jezus’ geboorte kunnen worden gezien, hoewel voor die datum eigenlijk pas 6 januari geldt. Maar het feest van gezellig samenzijn, zoals het kerstfeest zich in de loop van de tijd is gaan aftekenen, heeft die datum al meteen ingeruild voor de heidense midwintertraditie op de kortste dag van het jaar, compleet met geschenken door de schoorsteen en men heeft er ook gelijk maar de altijd groene kerstboom bij gehaald.

De keurig verpakte geschenken zijn meestal netjes rond de haard gedrapeerd, zonder wild geraas van klop op de deur of gezamenlijk gezang – ze zijn er gewoon. De kinderen vinden hun geschenken ’s morgens bij het opstaan naast of in de opgehangen kousen en neergezette schoenen. De kleinsten geloven nog dat die ’s nachts door een kerstman of Father Christmas zijn gebracht maar een echt geheimzinnige achtergrond met vol verwachting kloppend hart zoals het oude Sinterklaasfeest dat kent, ontbreekt daarbij. De meeste mensen zullen stilletjes allang blij zijn dat ze van die lastige gedichten en surprises af zijn. Toch jammer.

 

In Engeland is een beweging gestart door de Anglicaanse (halfkatholieke, halfprotestantse) kerk daar om de in het verleden samengegroeide feesten juist weer apart te gaan vieren, zodat het kerstfeest alleen over de geboorte van Christus kan gaan zonder de poespas van cadeaus en gedichten, die zij er helemaal niet bij vindt horen. Zeker in Amerika is het kerstfeest tot een groot spektakel uitgegroeid van hoe groter hoe beter, enorme cadeaus en ontzettend veel eten waar de moderne bio-ecologische beweging steeds meer afstand van neemt en de mensen waarschuwt voor obesitas en ongezonde leefstijl. Dus misschien is er hoop en krijgt de Anglicaanse kerk haar zin bij de wens om het Sint Nicolaasfeest ook in Engeland weer in ere te herstellen met alle geheimzinnigheid en grapjes die er nu eenmaal bij zijn gaan horen.

 

Het grappige is dat, sinds het christendom zich over de hele wereld heeft verspreid, het kerstfeest (ooit het midwinterfeest van het noorden) op het zuidelijk halfrond, in Australië, Afrika en Zuid Amerika, nu juist precies middenin de zomer valt zodat er een in zijn dikke pak en valse baard puffende Santa Claus in de winkelcentra zit om de schijn van winter op te houden… Ladingen kunstsneeuw moeten worden aangevoerd en, ja hoor, de jinglebells en het rendier zijn ook van de partij! Voor de kinderen daar is het dus volop zomervakantie en de meeste vieren het dan ook ergens aan het strand, zonder dat ze over zee uitkijken naar een heilige die in een stoomboot aan komt zetten. Van het strand rennen ze nog even gauw naar het winkelcentrum om bij Santa Claus op schoot te zitten in een kunstmatig besneeuwd landschap en denken dat het de kindervriend Sint Nicolaas is. Als de ouders zouden weten dat deze malle figuur eigenlijk een oude heidense dronkelap was die helemaal niets met kinderen had, zouden ze zich vast wel twee keer bedenken voordat ze hun kind op zijn schoot zouden laten klimmen. De echte kindervriend zou zich intussen afvragen waar toch al die sneeuw in een zomers landschap vandaan komt: hij heeft tijdens zijn leven waarschijnlijk nooit sneeuw gezien. Het komt allemaal omdat zijn sterfdag nu eenmaal in december is en zijn feest zo per ongeluk in de midwintertraditie van de Noormannen terecht is gekomen… Wisten we zijn geboortedag maar, net zoals die van Jezus Christus, dan konden we die dag vieren: maar zo makkelijk kun je tradities niet veranderen.

 

Ook andere dagen kunnen ineens rare bijverschijnselen vertonen: zo is de sterfdag van Christus Goede Vrijdag, twee dagen vóór Pasen, een feest dat door de brave missionarissen in de middeleeuwen aan het voorjaarsfeest van de heidenen werd gekoppeld zoals Gregorius de Grote hun had geleerd. Nu is de sterfdag (en nog wel een kruisiging) van de grootste heilige van het christendom natuurlijk geen dag om uitgebreid feest te vieren, zoals de mensen dat na de lange winter wel voor de lente deden in het hoge noorden. Hoe kon men die twee aspecten tot één christelijk feest maken? De wederopstanding van Jezus uit zijn graf paste goed bij het voorjaar van het nieuwe leven, maar wat moesten christenen met de vreemde gewoonte om eieren te verven en te verstoppen? Ongetwijfeld was het ei in oude heidense culturen een symbool van nieuw leven, zoals dat in de vroege lente bij alle vogelnesten zichtbaar was. Het verstoppen van die eieren moet een soort uitnodiging geweest zijn om zich na de lange koude winter weer naar buiten te wagen. De paashaas die de eieren verstopte, was volgens kenners van volksgebruiken vroeger het symbool voor vruchtbaarheid. Een verklaring waar de seksloze monniken en missionarissen zo gauw geen christelijke vergelijking voor konden bedenken, dus lieten ze het maar zo. De chocolade paaseieren, kippen en hazen met Pasen zijn dus al net zo heidens als het paard op het dak en de schoenen en wortels bij het Sinterklaasfeest. Als we dus al zouden weten wanneer Sint Nicolaas precies geboren is, zouden ook daar vast wel weer vreemde gewoontes bij gezeten hebben die we nu heel gewoon gevonden zouden hebben. Net als de missionarissen en hun baas Gregorius kunnen we het dus beter zo laten.

 

Maakt het wat uit of we weten waar al die gebruiken vandaan komen? In principe niet: je kunt het feest ook vieren zonder de achtergrond te kennen. Maar daarom mag je wel vraagtekens zetten bij sommige zaken die je niet begrijpt – het maakt het feest soms alleen nog maar leuker. Want waarom komt Sinterklaas uit Spanje, als we horen dat hij uit Turkije komt en dat Turkije vroeger bij het Romeinse rijk hoorde dat vervolgens christelijk werd? Daarmee wordt het wel logisch dat hij bisschop van Myra is geweest, maar waarom komt hij dan uit Spanje, uit Madrid zelfs, dat niet eens een havenstad is? Zou het niet beter zijn geweest hem uit Bari in Zuid Italië te laten komen, waar nota bene zijn botten liggen?

Al die vragen stelde men vroeger niet: het was gewoonte dat elke heilige zijn of haar eigen bladzijde in de christelijke geschiedenis had die in de kerk op een bepaalde dag werd open geslagen, herdacht en voorgelezen. Kinderen werden naar favoriete heiligen genoemd en vierden vaak ook op de dag van die heilige hun verjaardag in plaats van op de eigen geboortedag; in veel zuidelijke landen is dat nog zo. De meeste mensen kenden ook bijna alle heiligendagen uit hun hoofd en hadden geen kalender nodig: in oude officiële stukken staat dan ook vaak geen datum, maar bijvoorbeeld ‘op de dag vóór St. Jan’ en iedereen wist dan dat daar 23 juni mee bedoeld werd. Wij zouden dat alleen nog voor Sint Nicolaas en Kerstmis weten; destijds stond men bij wijze van spreken met heiligen op en ging er mee naar bed: je wist wie en wat er bij die dag hoorde. Maar je wist wel zeker dat ze dood waren en in de hemel zaten; de geheimzinnigheid van echte persoonlijke aanwezigheid op zijn feest, kwam destijds niet bij iemand op.

Scholieren speelden scènes uit het leven van Sint Nicolaas, waarbij ze zich verkleedden als de heilige bisschop maar iedereen wist dat het spel was; nergens werd een zogenaamd ‘echte’ Sinterklaas officieel door de burgemeester ontvangen zoals dat tegenwoordig bij ons gebeurt omstreeks half november. Hij kwam ook niet uit Spanje of Turkije en hij had ook geen paard, knecht of stoomboot. Bij zijn verhaal hoorde alleen dat er op de avond van 5 december pepernoten door het raam of van achter de deur werden gestrooid als herinnering aan de munten uit zijn legende. De traditie van schoenzetten kwam daar al vroeg bij, zoals in het vorige hoofdstuk werd vermeld, maar van gedichten, surprises of speciale Sinterklaasliederen was toen nog geen sprake. Dat komt allemaal uit de 19e eeuw toen er ineens grote belangstelling voor historie, traditie en volksgebruiken ontstond.

 

In perioden van grote veranderingen krijgen veel mensen het gevoel dat alles te snel gaat en dat ze moeite hebben hun wereld te begrijpen. De 19e eeuw was typisch zo’n eeuw van veranderingen, zoals het transport per trein en stoomboot, de stoommachines in de fabrieken die het oude handwerk overnamen en ineens veel meer konden produceren, waardoor grote fabrieken ontstonden. Maar ook de nieuwe politieke stromingen socialisme, communisme, liberalisme en de opkomst van de burgerklasse die al gauw de dienst uitmaakte in die nieuwe wereld, deden grote delen van het volk terugverlangen naar de tijd dat alles nog overzichtelijk en goed was. Er verschenen boeken over vroegere helden zoals Ivanhoe en Robin Hood, die men alleen uit sprookjes kende maar die nu ineens als echte geschiedenis werden gepresenteerd. Taalkundigen gingen mondeling overgedragen volkssprookjes verzamelen en uitgeven – onze wolf en zeven geitjes, roodkapje, sneeuwwitje, assepoester, maar ook vele andere oude verhalen kregen op die manier een nieuw leven in officiële sprookjesboeken.

 

Er is door een Engelse geschiedenisprofessor een boek geschreven dat ‘De uitvinding van tradities’ heet (the invention of tradition). Daarin beschrijft hij dit proces van wroeten in de historie van een land of volk om er maar allerlei dappere heldendaden en oude gebruiken uit op te rakelen, die (misschien wel, misschien nooit) in het verleden gebeurd zijn of destijds tot de alledaagse cultuur hebben behoord – veel is daarbij ook gefantaseerd, luidt zijn conclusie.

Ook in onze tijd komt men wel met nieuwe tradities aanzetten, zoals het Valentijnfeest, dat uit een ver verleden zou moeten stammen, maar eigenlijk pas kort geleden tot algemeen feest is uitgegroeid, waarop de zakenwereld natuurlijk meteen inspeelt met speciale kaarten en leuke cadeaus, zodat het feest zichzelf uiteindelijk een onmisbaar karakter weet te geven.

Zo ging het ook met Sint Nicolaas. Zijn geschiedenis werd speciaal in Nederland onderzocht, zijn legenden er bij gehaald en zijn feest opnieuw bekeken. De oude straatfeesten met huwelijksmarkten waren intussen overal verdwenen omdat de burgerij haar neus optrok voor dat ordinaire straatgedoe. Zij vierde het feest eigenlijk alleen nog maar binnenshuis, met een sterk opvoedkundig tintje: kinderen moesten vooral braaf zijn en daar kon Sinterklaas de ouders bij helpen. In die tijd ontstond ook de zwarte Piet die stoute kinderen in een zak met zich meenam, zoals in oude volksverhalen de duivel deugnieten kwam halen. De hele geschiedenis door is zwart de kleur van de nacht en dus van het kwaad geweest: zonder straatverlichting was de buitenruimte het terrein van criminelen. Ook de duivel werd altijd zwart afgebeeld, en op de schouders van de Germaanse Wodan zaten zwarte raven die onheil verkondigden. Zwarte mensen kende men toen in Europa nog niet: alleen in de zuidelijke landen bestond contact met Afrika waardoor sommige rijke mensen wel zwarte pages hadden, die Moren genoemd werden (het woord komt van het Latijnse maurus, dat zwart betekent – in de Romeinse tijd heette het tegenwoordige Marokko Mauretanië, dus eigenlijk Morenland).

Zo moeten de zwarte knechten van Sint Nicolaas in het verhaal er bij gekomen zijn: een belangrijke bisschop uit Zuid Europa had, in de ideeën van 19e-eeuwse Europeanen, toch zeker een gevolg van prachtig uitgedoste pages, zoals men dat van Italiaanse en Spaanse schilderijen kende. Het was ook voor het eerst dat hij ergens vandaan kwam: daarvóór was er geen sprake van officiële aankomst of ontvangst door een speciaal comité. Geen wonder want hij was er niet echt bij, er werden alleen toneelstukjes opgevoerd met scènes uit zijn leven.

 

Maar nu moest er iets officieels georganiseerd worden om de zogenaamde oude traditie nieuw leven in te blazen en dus werd er een stoomboot bij bedacht, die de kindervriend naar ons land bracht met alle cadeaus en zijn zwarte Pieten, zoals ze meteen genoemd werden. Toen zag men daar nog helemaal geen racisme of discriminatie in: ook in de bijbel werd immers gezegd dat het witte ras eigenlijk een heel stuk boven het zwarte stond en de slavernij was in grote delen van de wereld nog een volkomen normaal verschijnsel. Gewone burgers leefden in een beperkte cirkel waar weinig nieuwe ideeën doordrongen; kranten of andere media had men niet – men luisterde naar de dominee of pastoor in de kerk die precies wist aan te geven wat goed en wat slecht was. Tegenwoordig ziet men in dat die houding over blanken en zwarten wel degelijk racistisch was maar nu het feest eenmaal zijn nieuwe plaats in onze samenleving veroverd heeft, zou het flauw zijn om er ineens witte Pieten of misschien wel witte Mina’s bij te halen.

Wie een oud feest viert, neemt gebruiken uit die tijd op de koop toe, net zoals het rendier en de bellenslee bij het verhaal van Santa Claus horen. Moderne Pieten zijn witte personen die zich vrijwillig zwart schminken in hun rollenspel en daar geen racistische overwegingen bij hanteren, net zoals in klassiek theater vrouwen vaak als domme ganzen worden neergezet en (nog veel vroeger) zelfs door mannen werden gespeeld met een gek hoog stemmetje. Daar stoorde ook niemand zich aan: de rol werd gespeeld zonder daar negatieve gedachten bij te hebben. Dat zwarte Pieten altijd krom praten en onhandig zijn, is ongetwijfeld een restant van de 19e-eeuwse racistische kijk op Afrikanen maar in de moderne versie, opgevat als komische noot in een deftig gezelschap, blijkt die 19e-eeuwse toevoeging jong en oud aan te spreken. Ook koningen en keizers hadden vroeger immers hofnarren, die met hun in grapjes verpakte rake opmerkingen tegenwicht boden tegen de saaie hofcultuur. Het zou jammer zijn als dat element op grond van verkeerd begrepen correctheid uit het feest zou verdwijnen.

 

Dus had men al een stoomboot en een leger van zwarte Pieten als bemanning, die ook konden helpen bij de uitdeling van al dat meegenomen lekkers en de in het ruim gestouwde cadeaus. Nu alleen nog de vraag waar de heilige en zijn gevolg aan boord gingen. In de geschiedenis van Nederland waren heiligen uiteraard verbonden aan het katholieke geloof, dus moest een bisschop wel uit het zuiden van Europa komen. Spanje lag voor de hand, omdat dat land eeuwenlang met Nederland verbonden was geweest, maar Italië had natuurlijk ook gekund.

Probleem was dat er nog geen Italië bestond: pas in 1870 zou dat land als officiële staat gevormd worden vanuit verschillende deelstaten, zoals het na de val van het Romeinse rijk in stukken was gevallen en voor het grootste deel was gebleven. Juist het zuidelijke gedeelte, met de belangrijke Nicolaas-stad Bari, behoorde beurtelings bij Frankrijk of bij Spanje, dus lag de herkomst uit Italië toen niet meteen voor de hand.

Bij de keuze voor Spanje kan ook meegespeeld hebben dat het makkelijker was om rijmwoorden op Spanje te bedenken dan op Italië want er heerste werkelijk een gedichtenhype in het Nederland van die dagen. In het comité dat oude tradities terug wilde brengen, zat een onderwijzer die al bezig was allerlei Sinterklaasliederen te dichten en te componeren. In 1850 gaf hij een boekje uit met alle gebruiken die volgens hem bij het feest hoorden, en waar ook al die liederen in stonden die we nu nog steeds zingen: zie de maan schijnt door de bomen, zie ginds komt de stoomboot, Sinterklaas is jarig – wie kent ze niet?

Intussen weet men in Spanje niets van die plotseling bedachte herkomst van Sinterklaas uit Spanje; wie zijn paleis in Madrid probeert te vinden, ontmoet slechts onbegrip, want daar is de goede man absoluut niet bekend. Men zal het op zijn hoogst merkwaardig vinden dat Nederland zich tachtig jaar lang vrij vocht van de katholieke heerschappij en nu met veel feestvertoon een oude bisschop binnenhaalt alsof het de belangrijkste persoon van de wereld is…

 

Zo kreeg het feest van Sinterklaas tegen de vorige eeuw in Nederland een nieuw leven in de openbare ruimte, compleet met officiële ontvangsten door burgemeesters en comités en een teken voor de middenstand dat zij alvast hun voorraad aan de kinderwensen konden aanpassen. De voorpret begint tegenwoordig al halverwege de novembermaand, gelijk met de lange vaartocht vanuit Spanje die via de moderne media al vanaf de start de gemoederen bezig houdt. Wat zou de echte Nicolaas zijn ogen uitgekeken hebben bij die voor hem moderne stoomboot, al die knechten als assistenten en die juichende menigtes langs de route – hij zou het vast fantastisch gevonden hebben!

Niemand lag destijds bij de keuze voor Spanje wakker van het feit dat Madrid niet aan zee ligt, waardoor een stoomboot geen logisch transportmiddel lijkt. Op dat moment was die boot echter het nieuwste van het nieuwste en het zou zelfs best kunnen zijn dat niemand aan zijn oude scheepvaartverleden heeft gedacht. Tegenwoordig maakt dat ook allemaal niets meer uit: de stoomboot is allang geen nieuwtje meer – als we met de tijd mee zouden gaan, zou Sinterklaas net als iedereen per vliegtuig moeten arriveren en op Schiphol  begroet worden.

 

Toch is met die boot de band van de echte Nicolaas met de zee en de scheepvaart weer terug in de geschiedenis en juist dat zouden we moeten behouden – iets minder op het dak en iets meer op het dek, net als de Noormannen die hem oorspronkelijk hierheen brachten. Bij die rol van de Noormannen stond niemand stil in de 19e eeuw: zij hadden hier nog steeds hun oude slechte naam van rovers en bandieten die Dorestad (het tegenwoordige Wijk bij Duurstede) hadden platgebrand zoals in de kloosterkronieken stond vermeld. Met dat volk wilde men niets te maken hebben bij het herschrijven van de geschiedenis.

Ook tegenwoordig heeft men geen goed woord voor de Noormannen over, terwijl zij het toch waren die in het verre verleden Sint Nicolaas naar ons land gebracht hebben. Het wordt tijd dat we hen met andere ogen gaan bekijken, net zoals Nicolaas hen destijds in Constantinopel heeft gezien en gesproken – het waren zijn beste vrienden. De Noormannen, vikingen, varaeger, Denen of Russen, hoe je ze ook noemen wilt, waren ondernemende mensen die zich niets aan praatjes gelegen lieten liggen. Dat de aarde een plat vlak was waar je af kon vallen, wilden ze eerst zelf zien voordat ze dat geloofden – zo ontdekten zij dat er aan de andere kant van de oceaan land lag dat ze Vinland (wijnland) noemden, omdat er druiven groeiden. Merkwaardig, omdat het er tegenwoordig te koud is voor druiven. Ook de naam Groenland die zij aan een nu onder ijs bedekt land op hun route gaven, wijst er op dat het klimaat rond het jaar 1000 in het noorden een stuk aangenamer geweest moet zijn dan nu. De eeuwen door zijn er blijkbaar klimaatwisselingen geweest; ook de misoogsten die de grote volksverhuizing in gang hebben gezet, hadden er mee te maken.

 

Wie nu de schepen van de Noormannen ziet (er staat een prachtig gereconstrueerd schip in het Vikingmuseum van Oslo in Noorwegen) vraagt zich af hoe ze daar zover de zee mee op durfden te gaan, zonder te weten hoe ver het zou zijn en wat hun aan de overkant wachtte. Zij mogen rustig de eerste ontdekkingsreizigers worden genoemd. Men zegt dat ook Colombus bij hen langs geweest is voor informatie voordat hij de grote oversteek naar de andere kant van de Atlantische oceaan waagde aan het eind van de 15e eeuw. Dat zou best zo kunnen zijn want Colombus woonde in Genua, waar ook de Siciliaanse en Zuid Italiaanse Normandiërs kantoren hadden, zoals in alle grote havens aan de Middellandse Zee.

 

In de meeste boeken over Sint Nicolaas vindt men alle verhalen over zijn leven zoals die in de legenden na zijn dood verteld en vastgelegd werden. Het enige dat daarvan klopt, is de graanhandel van zijn ouders in Patara, zijn bisschopsbenoeming in Myra, zijn aanwezigheid op het concilie van Nicea, en daarna zijn sterfdag op 6 december 340. De rest blijft fantasie. De heiligverklaring eiste wonderen en die werden prompt aangeleverd, voor wie er in gelooft.

 

Zou de verspreiding van zijn verering en zijn speciale wonderen ook zonder varaeger, of vikingen zo ver van zijn bisdom en zijn stad zijn uitgedragen? Tot ver in de Scandinavische gebieden maakte men kennis met die oude bisschop uit Myra. Hij werd er niet alleen met de god Wodan verward die over de daken reed, maar ook met de oude dronkelap die op het midwinterfeest per slee zijn borreltje kwam halen. In die laatste vorm werd hij zelfs verder geëxporteerd naar het nieuw ontdekte werelddeel, Amerika, waar de Coca Cola Company hem het komische kerstmanpak en vrolijke feestneuzenimago gaf dat sindsdien wereldwijd handelsmerk van deze firma is geworden.

In de geschiedenisboeken lees je niets over de rol van de Noormannen bij de verspreiding van al die vormen van het Sint Nicolaasfeest, maar wie de verering (zelfs nu nog) ziet van de heilige Nicolaas op al die plekken waar destijds de schepen van de Scandinavische zeelieden aanlegden en zich vestigden, weet intussen wel beter. Zijn vrienden in de kroegen van Patara en Constantinopel, maar ook zijn parochianen in zijn bisschopstijd, moeten veel van hem gehouden hebben en zo zijn goede daden hebben overgedragen toen er om bewijzen van zijn wonderdaden werd gevraagd. Het zal best een beetje overdreven zijn geweest wat ze over hem vertelden want dat was nu eenmaal nodig om er een echte heilige van te maken. Maar al waren het dan geen wonderen, hij moet in elk geval gewoon een erg aardige, meelevende en goedgeefse man zijn geweest, die na al die eeuwen toch nog steeds ons respect verdient.

 

                                                                                                         * * *